‘GIJ WACHT OP ONS’
Tekst: Huub Oosterhuis; muziek: Bernard Huijbers
Gij wacht op ons
totdat wij opengaan voor u.
Wij wachten op uw woord
dat ons ontvankelijk maakt.
Stem ons af op uw stem,
stem ons af op uw stem
op uw stilte.
Dit lied onder de loep genomen door Gerard Swüste
Meestal beginnen we de viering met een stevig lied: we gaan allemaal staan en zingen dan uit volle borst ‘Zo maar een dak’, ‘Wek uw kracht en kom ons bevrijden’, ‘Herschep ons hart’ of iets dergelijks. Zo’n krachtig lied markeert het begin van de viering. Je bent de kerk binnengekomen, hebt misschien hier of daar even een hand geschud, een praatje gemaakt of nog snel iets geregeld. Met het zingen van zo’n lied is het duidelijk dat die drukte voorbij is en dat de viering echt is begonnen.
Maar de opening van een viering kan ook anders. We kunnen ook beginnen met een lied dat je meeneemt naar stilte. Bij ‘Zo maar een dak’ zing je het uit, bij ‘Gij wacht op ons’ keer je in. Beide soorten liederen zijn mogelijk als opening. Soms welluidend onderstrepen dat je samen aanwezig bent, weer voelt dat je gemeente bent, samen gaat vieren. Of samen de inkeer zoeken, de stilte, samen ruimte maken voor de aanwezigheid van de Levende.
‘Gij wacht op ons’ is zo’n lied dat je bij de hand neemt naar de stilte. Het is een kort lied. Op het eerste gezicht is het een tekst zonder moeilijke woorden of beelden. Er zitten geen verborgen verwijzingen in naar Schriftteksten. Toch heeft de tekst iets verrassends. In heel wat liederen, gebeden en psalmen is het de mens die tot God roept: waar ben Je, wees aanwezig, laat ons uw heerlijkheid zien, geef antwoord als ik roep. Dat is het gebed, het lied van de mens die op zoek is naar God. Dat zoeken heeft altijd iets van tasten in het duister. We weten niet precies waar en hoe de Levende aanwezig is. ‘Niemand heeft ooit God gezien’. Gods aanwezigheid is toch altijd een mysterie. En het is ook altijd anders. Soms is het gevoel heel sterk aanwezig, soms is er nauwelijks gevoel. Het gebed om de aanwezigheid van de Levende op een of ander wijze te mogen voelen is een reëel gebed. Het is ons verlangen om bevestigd te worden, om respons te krijgen, je niet in de leegte te voelen.
Mystieke schrijvers als Meester Eckhart en Johannes van het Kruis hebben een andere benadering van de aanwezigheid van de Levende. Zij zeggen: niet wij mensen zijn op zoek naar God, maar God is hartstochtelijk op zoek ons. Eckhart schrijft: ‘De mens moet God aannemen in alle dingen en zijn gemoed eraan wennen, dat God steeds tegenwoordig is in zijn gemoed en zijn beogen en liefde’. God is op zoek naar ons. God is altijd aanwezig, het is aan ons om dat op te merken, om daar alert op te zijn.
Vanuit die gedachte is de eerste regel van ‘Gij wacht op ons’ geschreven: ‘Gij wacht op ons tot dat wij opengaan voor U’. Al zingende proberen we ons ervan bewust te worden, dat God op zoek is naar ons. Dat ik dus niet wanhopig op zoek hoef te gaan, maar dat ik me moet openstellen. Alsof God mij toezingt: ‘wees hier aanwezig’. Er wordt van mij niet verwacht dat ik van alles ga doen om God te vinden, maar dat me inkeer en me openstel. Ik moet niet gaan doen, ik ga proberen te ontvangen.
Dat is nog niet zo gemakkelijk. Want dat ‘Gij wacht op ons’ mag dan wel waar zijn, wij wachten ook. Dat openstellen gaat namelijk niet vanzelf. We kunnen God wel toezingen en toeroepen als ‘Levende’ en ‘Altijd aanwezige’, maar we moeten dat toch steeds weer tot ons laten doordringen. Wat we nodig hebben is een steuntje in de rug. Of zoals het lied zingt: ‘uw woord dat ons ontvankelijk maakt’.
En dan zitten we dus in een merkwaardige situatie. God wacht op ons en wij wachten op God. God wacht tot dat wij opengaan, wij wachten op een woord van God dat ons ontvankelijk maakt. Het lijkt alles te hebben van een patstelling.
Toch is het dat misschien niet. Als we dit lied aan het begin van een viering zingen, spreken we de hoop uit, dat het Schriftwoord dat zal klinken ons ontvankelijk maakt voor de aanwezigheid van de Levende. Dat we er ons van bewust worden dat die Levende naar ons op zoek is. Dat er sprake is van een wederzijds verlangen. En dat we dat bewustzijn straks ook meenemen als we naar buiten gaan en weer overgaan tot de orde van de dag.
In het lied wordt die ‘patstelling’ doorbroken in de bede: ‘stem ons af op uw stem’. Het wordt nog een keer herhaald. Omdat het een cruciaal moment is in ons zoeken naar God en in het zoeken van God naar ons: dat we ons afstemmen op elkaar. Dat wij ons ontvankelijk maken en dat de Levende ons een handje helpt met een woord.
Waar vindt die afstemming plaats? In dit lied gebeurt dat in ‘uw stilte’. Als wij stil worden; en niet zomaar stil, maar stil worden in ‘uw stilte’, dat wil zeggen een stilte gericht op het zoeken naar de Levende.
En dat is toch een merkwaardige schijnbare tegenstelling: ‘stem ons af op uw stem’ zingen we eerst, om te vervolgen met ‘op uw stilte’. De stem van de Levende klinkt in de stilte. Als we stil worden, stellen ons open om de stem van de Levende te horen.
De muziek van Bernard Huijbers heeft op het eerste gehoor iets vreemds. In de tweede regel staan er maar liefst acht noten onder het woordje ‘u’. Het geeft als het ware aan, dat het zoeken is naar die ‘u’, even aftasten waar die te vinden is. In de laatste regel wordt er op soortgelijke wijze gespeeld met het woord ‘stilte’: eerst komen op ‘stil…’ dezelfde acht noten van ‘U’; dan wordt, ook op ‘stil…’ de hele laatste muzikale regel herhaald en om dan uiteindelijk bij ’…te’ op de begintoon van het lied ‘neer te dalen’.
De muziek suggereert een parallel tussen ‘U’ en ‘stilte’. Wijst als het ware de weg waar die ‘U’ te vinden is. De muziek van de laatste regel laat ons als het ware zingen, dat je heel lang en heel bewust ‘stil’ moet zijn om uiteindelijk tot ‘stilte’ te komen. In dit geval is de muziek niet zo maar een voertuig voor de woorden, maar zorgt de muziek ervoor dat de woorden bij ons indalen en hun werk doen: zo kunnen we tot stilte komen. Zo kunnen we ‘opengaan voor U’.