Naamloos schooiert liefde

NAAMLOOS SCHOOIERT LIEFDE
tekst: Huub Oosterhuis; muziek: Antoine Oomen

Naamloos schooiert liefde langs de wegen.
Die beweegt de zon en alle sterren,
naamloos schooiert liefde langs de wegen,
ziet de mensenkinderen al van verre,

zoekt hen op in hun bezeten dromen,
wekt hun rede weer, hervindt hun namen,
temt de stromen van hun vergezichten,
sluit de deur toe achter hun verleden.

Naamloos schooiert liefde langs de wegen.
Die ons geeft nieuw licht in onze ogen,
ons doet hopen dat nog nooit geziene:
nieuwe aarde op de vloed heroverd.

Die in diepe zinverloren nachten
schenkt een uur van waarheid en genade:
hakt bronaders in de rotswand open,
plant een eikenwoud op woeste hoogten.

Levend woord dat nooit ons zal ontbreken
aller mensen naam en zielsbeminde,
naamloos schooiert liefde langs de wegen
die beweegt de zon en alle sterren.

Naamloos schooiert liefde langs de wegen
maar vindt in mensen rust en duur,
naakt en veilig, wij die nog leeg zijn
en ongenadig, halve waarheid,
kilte schemer, kreupel vuur:
Liefde, neem ons één uur,
dat wij ontvangen, weten.

Dit lied onder de loep genomen door Gerard Swüste.

Naamloos schooiert liefde staat in het Aandachtig liedboek van Huub Oosterhuis uit 1983. Het is het slotlied van een cyclus liederen met als titel Eén uur genade, waarbij als ondertitel staat: ‘Over de geboorte van Jezus uitgaande van Lucas 1 en 2’. De cyclus opent met Hoog te paard en bevat verder onder andere Meisje van zestien, Ander ouder, Wij waren kinderen. Een kerstliturgie met als terugkerend thema: in een wereld van macht en geweld zijn de tekenen van hoop en vrede te vinden in het kleine, onbeduidende, in wat in deze wereld geen naam mag hebben, maar op de lange duur bevrijding brengt. Het is het thema dat we overal in de Schrift terugvinden, daar gaat de Schrift over: dat we ons niet moeten laten verleiden door het grote, door macht, pracht en praal, maar dichtbij onszelf moet blijven, het kleine moeten koesteren door om te zien naar anderen in de vaste overtuiging dat niet de machten, maar dat de liefde het laatste woord heeft.

Muzikaal gesproken rijmen het openingslied Hoog te paard en het slotlied Naamloos schooiert liefde aan elkaar. Hoog te paard bezingt hoe ‘onrecht rijdt langs de wegen…niemand veilig…gebeurtenissen, bloed doordrenkt…niemand ben je, slaven, naamloos ik’. De donkere, zeg maar gerust: pikzwarte kant van deze wereld. Naamloos schooiert liefde begint in een laag, rustig tempo, maar eindigt muzikaal zoals Hoog te paard begint met een krachtige melodie. Misschien mag je zeggen dat hier met muziek verkondiging wordt bedreven, of misschien wel theologie: het visioen van recht en vrede laat zich op dezelfde noten zingen als de werkelijkheid van onrecht. Het is dezelfde wereld, het zijn dezelfde mensen, dezelfde stemmen. Wij kunnen andere mensen worden door andere woorden in de mond te nemen en in ons hart te bewaren. Ook in de tekst is er een band tussen beide liederen. In Hoog te paard zingen we van een ‘naamloos ik’. In Naamloos schooiert is de liefde naamloos geworden. Maar het is die liefde die de namen van de mensenkinderen hervindt.

Het lied Naamloos schooiert liefde zingt niet op triomfantelijke wijze uit dat het onrecht is verdreven. Liefde is ‘naamloos’, anoniem, wordt niet gekend en herkend, mag geen naam hebben. En de liefde ‘schooiert’, geen doel voor ogen, richtingloos, bedelend om aandacht. Wil iemand nog wel weten van liefde? Het lijkt er niet op. Het ‘schooieren langs de wegen’ schetst het beeld van ‘niet gekend’ en ‘nergens thuis’. Wat of wie is die liefde? Dat is ‘die beweegt de zon en alle sterren’. Dat is ook die ‘ziet de mensenkinderen al van verre’. Dat doet denken aan Exodus 3:7 waar de Levende zegt tot Mozes: ‘Ik heb de ellende van mijn mensen in Egypte gezien’. Die naamloze schooier blijkt dus niemand minder dan de schepper van hemel en aarde, die de mens heeft gemaakt naar zijn beeld en gelijkenis en die omziet naar mensen, die mensen wil bevrijden uit iedere vorm van slavernij. Die liefde is naamloos, we moeten dus ook niet al te snel zeggen dat die liefde God is. Dan wordt het weer te duidelijk en te groot. De liefde is vooral klein, bescheiden, maar niet murw geslagen. De liefde ziet. En de liefde doet ook met mensen: zoekt hen op in hun bezeten dromen en wekt hun rede weer. Liefde zet de mens weer met twee benen op de grond, zodat die niet heen en weer geslingerd wordt tussen prachtige visioenen en angstdromen. Liefde hervindt hun namen: waar machten de mens anoniem maken, is het de liefde die aan mensen weer hun naam, hun identiteit teruggeeft: ze mogen er zijn. En liefde sluit de deur achter het verleden: kijk niet achterom, kijk voor je uit, zie wat redelijkerwijs mogelijk is en gedaan kan worden. En, zoals steeds in dit lied wordt gezongen: liefde schooiert: mag ik binnenkomen, wil je me toelaten, mag ik je de weg wijzen?

De ‘stormen van hun vergezichten’ zijn getemd. Zijn dat de toekomstvisioenen die onhaalbaar zijn en die je niet opwekken, maar juist verlammen en een gevoel van machteloosheid geven? Zouden we niet moeten proberen om weloverwogen vooruit te kijken: wel met een doel voor ogen, maar ook zien wat haalbaar en wat niet. Dit lied heeft het over de liefde die ons geeft ‘nieuw licht in onze ogen’. Ineens gaat het lied niet meer over ‘mensenkinderen’, maar over ons: wij zijn die mens. Nieuw licht, nieuwe hoop op wat ons zo vaak is toegezegd, maar nog nooit gezien: nieuwe aarde, heroverd op de vloed. Niet zozeer een nieuw Flevoland of zo, maar nieuwe aarde heroverd op een vloed van onrecht en macht. Waar het nacht is, duister, zin-verloren, daar schenkt liefde een ‘uur van waarheid en genade’: waarheid om te zien wat is en wat kan, genade om dat toe te laten en zo je leven een andere richting te geven. ‘Bronaders uit de rotsen’, zoals het water uit de rots in de woestijn (Exodus 17:6) en een ‘eikenwoud op woeste hoogten’. Waar leven was als woestijn, kaal en zonder water, is hier water in overvloed en bos met eiken. Een knappe jongen die daar weer woestijn van maakt. Maar het is ‘zien/soms even’: een uur. ‘Even is het waar en dan weer is het weg’. Het is niet meteen allemaal geregeld: het is een visioen dat je richting geeft. Het is een ‘levend woord dat nooit ons zal ontbreken.’ ‘Levend’ dat wil zeggen: anders dan alle dodelijke en dodende taal, woord dat ruimte schept, woord dat bevrijdt in plaats van knecht. ‘Aller mensen naam en zielsbeminde’, de ‘naamloze schooier’ draagt de naam van alle mensen. Liefde is een zielsbeminde.

Dit lied predikt niet de grote revolutie, maar een proces van bewustwording. Zo nu en dan een uur van waarheid en genade, een woord dat bij je blijft, een levend woord dat je nooit zal ontbreken. Een woord dat je steeds weer tot jezelf moet toelaten, een woord dat voor jou een wegwijzer kan zijn.

Zo blijft het lied met twee benen op de grond staan. Het laatste couplet, dus op de krachtige, stevige muziek waarmee Hoog te paard opent, ziet liefde nog steeds naamloos langs de wegen schooieren. Dan lijkt er dus niets veranderd. Maar in mensen vindt die liefde ‘rust en duur’. Wij zijn er nog niet: we zijn nog leeg, ongenadig, halve waarheid, kilte, schemer, kreupel vuur. Het is een hele lijst. ‘Ongenadig’, ook al is er soms een uur van genade, ‘halve waarheid’, ook al is er soms een uur van waarheid. Het woord vuurt ons aan, maar het is een ‘kreupel vuur’. We zijn er nog lang niet. Maar er groeit bewustzijn. Er is ‘rust en duur’: het woord geeft houvast, de liefde wijst de weg. En dat kan nog verder groeien. Daarom kan dit lied eindigen met het gebed: liefde, neem ons te pakken, al is het maar dat ene uur. Doe dat zo nu en dan: dat wij ontvangen, weten. En dan is er toch iets veranderd sinds Hoog te paard: want dat lied eindigt met de woord: ‘Is er een levend woord? Wie leert mij dat ontvangen?’ In plaats daarvan is er nu openheid voor het levend woord, het liep te schooieren, maar het mag binnenkomen. En het is niet meer de vraag of dat woord er wel is. Het is er, vast en zeker. En soms komt dat woord bij me binnen en vormt mijn geweten.

Ik heb nog wat zitten dubben over de vraag wat nu precies de band is met Kerstmis. Moet ik denken aan Maria en Jozef, in Bethlehem naamloos schooierend om een plek te vinden voor de nacht? Of aan de geboorte van een kind, zo kwetsbaar, maar met alle mogelijkheden in zich? Zodat wij weten dat wij opnieuw geboren kunnen worden als we willen ontvangen? En dat liefde kwetsbaar is, maar ook enorme kracht heeft? Dat is inderdaad wat verkondigd wordt met Kerstmis. Overigens, de rest van het jaar ook.

Deel dit artikel!

Comments are closed.