‘Wat in stilte bloeit’
tekst: Huub Oosterhuis, muziek: Antoine Oomen
Wat in stilte bloeit, in de luwte van tuinen,
onder de hete zon, op de akker,
heeft Hij bestemd voor de tafel der armen.
Aardekracht, zonkracht is Hij, licht in mensen,
dat wij elkaar verblijden en doen leven,
brood van genade worden, wijn van eeuwig leven.
Maar die niets hebben, wie zal hen hieraan deel geven?
En die in weelde zwelgen en van niets weten,
wie zal hen naar gerechtigheid doen verlangen?
Aanschijn der aarde, wie zal jou vernieuwen?
Hij die alles zal zijn in allen, heeft ons bestemd
om, aarde, jouw aanschijn te vernieuwen.
Dit lied onder de loep genomen door Gerard Swüste
Het lied ‘Wat in stilte bloeit’ treffen we aan in het Nieuw Bijbels Liedboek van Huub Oosterhuis uit 1986. En als motto staat boven het lied: ‘En die op de troon gezeten is, sprak: Zie, alles maak ik nieuw. Apokalyps 21’. Zoals de Schrift in het boek Genesis opent met het visioen van een Tuin van Eden, een hemel op aarde, zo eindigt de Schrift in de Apokalyps van Johannes met het visioen van de Stad van Vrede, waar hemel en aarde zijn als nieuw. Het zijn allebei schitterende visioenen. Die wijzen ons op wat wij en deze schepping aan bijna onbegrensde mogelijkheden in huis hebben. Die twee visioenen zijn als het ware de omslag, de kaft van de hele Schrift. Daar is het in dat boek om begonnen. Niet alleen een teken van hoop en verwachting, maar ook een wegwijzer: naar die wereld moeten we op weg gaan, daar kunnen aan werken.
Dan is natuurlijk de grote vraag: hoe zal dat geschieden? Is het contrast met de werkelijkheid zoals we die om ons heen zien niet veel te groot? Die werkelijkheid kent wel degelijk oorlog, onrecht, mensen op de vlucht, ach, ik hoef het dagelijks journaal hier niet samen te vatten, we weten het maar al te goed. Ja, het contrast is groot. Maar oorlog en onrecht zijn niet de enige werkelijkheid. Daar is veel aandacht voor en dat is ook terecht. Maar er is ook een andere werkelijkheid: die van het goede dat wordt gedaan, van het recht dat wordt gedaan. Dat komt niet zo snel in de openbaarheid. Je zou kunnen zeggen: dat bloeit in stilte. Dat staat niet in de storm van alle dag, maar in de luwte. Maar het is er wel degelijk en het is hoopgevend. Dat is, zal ik maar zeggen ‘ons terrein’. Politiek bedrijven doen we nauwelijks en onze handen reiken niet tot over de grenzen. Maar in onze eigen leefwereld kunnen we doen wat moet gedaan. In het geloof, zoals een tafelgebed zingt ‘dat een nieuwe wereld komen zal’.
Het lied ‘Wat in stilte bloeit’ gaat over dat visioen. En niet alleen als prachtig vooruitzicht, maar ook als opdracht aan mensen.
Het eerste couplet begint met alles wat bloeit in stilte, dat wil zeggen, zonder dat het erg opvalt. In luwte van tuinen, dat doet een beetje denken aan de Tuin van Eden. Of onder de hete zon, waar de mens in het zweet des aanschijns zijn brood verdient. Of op de akker, waar het is uitgezaaid en bijna onmerkbaar, in stilte, bloeit en vrucht draagt.
Hij, de Levende, de schepper van hemel en aarde, die de naam heeft Ik-zal-er-zijn, dat wil zeggen, altijd en nog steeds scheppend aanwezig, heeft dat bestemd voor de ‘tafel der armen’.
Dat is, denk ik, de tafel van de ‘armen van geest’: dat zijn niet alleen zij die in armoede moeten leven, maar zij die niet per se uit zijn op meer en meer, die kunnen delen, die niet leven voor zichzelf. Dat zijn de mensen die het goede in stilte tot bloei kunnen laten komen. Is die tafel ook de tafel die bij onze vieringen centraal staat? Ja, dat zou best kunnen. Die tafel herinnert ons in elk geval aan hoe we zouden willen leven. Het eerste couplet geeft de bedoeling van de schepping weer. De schepping en alles wat groeit en bloeit is bestemd voor deze tafel. Zodat we kunnen delen en er voedsel is, genoeg voor allen.
Hij, de schepper, is aardekracht en zonkracht. Dat is een mooi beeld. Het zegt dat het groeien, letterlijk de groei in de natuur, maar ook de groei van recht en vrede, van twee kanten komt: van beneden, de aarde, en van boven, de zon. De Levende is licht in mensen, in mensen licht de daadkracht, de groeikracht, de betrokkenheid van de Levende op. Zodat we elkaar tot vreugde kunnen zijn en leven mogelijk maken. Met als punt van samenkomst de tafel met brood en wijn. Niet zo maar brood; het is brood van genade, van liefde die om niet gegeven wordt. En het is wijn van eeuwig leven, wijn die voor intense vreugde zorgt, een vreugde waaraan geen einde komt. Wat in stilte bloeit is dus niet zo maar brood en wijn. Het is een teken van licht, vreugde, leven, kortom van het visioen waar de Schrift over vertelt.
In het derde couplet komt dan toch de vraag: hoe zal dat geschieden? Zijn er niet heel veel mensen die niets hebben? Zijn er ook niet heel veel mensen die in weelde leven en die van niets weten, of van niets willen weten? Zullen die wel ooit verlangen naar gerechtigheid? Wie zal bij hen dat verlangen wakker roepen?
Hoe zal het aanschijn van de aarde vernieuwd worden? Wie gaat dat doen? Ligt dat ook in handen van de schepper van hemel en aarde? Ja, gedeeltelijk wel. Dat heeft het lied al in het begin gezegd: aardekracht, zonkracht in Hij, dat is niet gering. Maar diezelfde Hij heeft dat vernieuwen van het aanschijn van de aarde ook gedelegeerd. Dat staat in het vierde couplet. Dat is aan ons. Dat staat ons te doen. En wat te doen staat hebben we net in het derde couplet gezongen: delen met wie niets hebben, gerechtigheid voorleven aan hen die van niets weten.
Hij wordt daar genoemd ‘die alles zal zijn in allen’. Dat komt niet van Johannes, maar van Paulus als die spreekt over het einde der tijden (1 Korintiërs 15:28 en Kolossenzen 3:11). Alsof er gezegd wordt: Paulus en Johannes hadden een totaal verschillende benadering, maar uiteindelijk ging het hen allebei om dat enorme visioen van de Schrift.
Het lied kruipt bijna onmerkbaar van ‘armen’ naar ‘mensen’ om uiteindelijk uit te komen bij ‘ons’. We zingen het visioen van een nieuwe aarde naar binnen toe. En daar mag het niet alleen gekoesterd worden. Daar moet het ook de aanzet zijn om te gaan doen wat moet gedaan.
‘Wat in stilte bloeit’ is een prachtig tafelgebed. Zonder de instellingswoorden (‘Dit is mijn lichaam…’), zonder zelfs maar de naam van Jezus van Nazareth te noemen zingen we uit wat we verwachten, hopen en heilig van plan zijn te gaan doen.