‘ZEVENMAAL – gehoord in psalmen’
tekst: Huub Oosterhuis; muziek: Bernard Huijbers
Zevenmaal, zevenmaal,
zevenmaal opnieuw geboren
kleingekregen uitgeworpen
wordt een mens om mens te worden.
Zeventig maal zeven bomen
zullen bloeien waar wij wonen,
licht zal op het water stromen,
licht zal op het water stromen.
Zevenmaal, zevenmaal,
zevenmaal opnieuw geboren
kleingekregen uitgeworpen
wordt een mens om mens te worden.
Dit lied onder de loep genomen door Gerard Swüste
Ik ben niet zo’n rekenwonder en zeker de bijbelse wijze van rekenen gaat me nogal eens boven de pet, maar 50 is een getal dat de volmaaktheid bijna overstijgt. Het is zeven x zeven, volmaakt x volmaakt en daar nog een bij. En om nog maar even bij de getallen te blijven. Het eerste couplet wordt twee maal gezongen, eerst door het koor dan door allen en daarna volgt het ‘zeventig maal zeven..’. In dat clustertje staat dan zeven maal het getal zeven. Dat wordt in zijn geheel nog eens herhaald, dus weer zeven maal zeven. En aan het slot is het nog een drie maal zeven. Dit lied is dus een en al volheid en volmaaktheid. Met al die zevens wordt gezegd waar geen woorden voor zijn, wat zich eigenlijk niet laat zeggen, maar zich wel luidkeels laat zingen omdat het over ons gaat, over ons leven, over wat ons keer op keer overkomt.
Wat is het dat ons overkomt? ‘Opnieuw geboren’ zegt het lied. Dat doet denken aan het derde hoofdstuk in het evangelie van Johannes: Nikodemus komt bij Jezus op bezoek. Het gebeurt in de nacht, want hij verkeert in duisternis, hij weet het even niet. En Jezus zegt hem: opnieuw geboren worden, dat moet je doen. Nikodemus wil van Jezus precies horen hoe dat in zijn werk zal gaan, maar Jezus lijkt meer van ‘doe het nou maar gewoon’. Zo’n geboorte gaat niet moeiteloos. Het is wat je noemt een hele bevalling. ‘Kleingekregen uitgeworpen’ zegt het lied. Kleingekregen, daar klinkt misschien ook in mee ‘als je niet verandert en wordt als kinderen kom je het koninkrijk der hemelen niet binnen’ (Matteüs 18:3). Terug naar je onbevangenheid, weer stappen durven te zetten alsof het je eerste stappen zijn, weten dat je nog heel veel moet leren. Maar ‘kleingekregen’ staat hier ongetwijfeld ook in zijn figuurlijke betekenis: hoe vaak voelen we ons niet kleingekregen; terwijl we even dachten dat we een heel eind op weg waren en al aardig wat betekenden, staan we ineens weer aan het begin. Hebben we het idee, dat anderen ons hebben kleingekregen, dat we niet tot ons recht mogen komen. ‘Uitgeworpen’ klinkt enigszins oneerbiedig als beschrijving van een geboorte, maar misschien is het toch ook wel een waar woord: je wordt op de wereld gezet en hoeveel opvang, warmte en steun er misschien ook is, je moet het vanaf dat moment toch zelf gaan doen. Kleingekregen en uitgeworpen, dat alles is zevenmaal nodig voor een mens om mens te worden. Het gaat steeds opnieuw. ’Uithuilen en opnieuw beginnen’, zong Wim Kan eens in een Oudejaarsconferentie. Zoiets is het. In een mensenleven begin je steeds opnieuw. En het lied suggereert dat dit niet altijd leuk is, maar in elk geval wel nodig.
Want na de geboorte kom je in zoiets als een paradijs: zeventig maal zeven bomen zullen bloeien waar wij wonen en licht zal op het water stromen. Het is in al zijn eenvoud een prachtig visioen van rust en vrede. In Exodus 15:27 is sprake van zeventig bomen. Daar is het verhaal, dat het water bitter was (Mara) en Mozes op gezag van de Levende een stuk hout in het water gooit, zodat het zoet en drinkbaar wordt. Daarna, zo staat er, ‘kwamen ze in Elim, een plaats met twaalf bronnen en zeventig palmen, en zij legerden zich daar bij het water’. Dat gebeurt nog helemaal aan het begin van de tocht door de woestijn; het is als het ware de eerste tegenvaller: er is geen water of liever gezegd, het water is niet te drinken. Maar als de Levende zijn aanwijzingen geeft, is er water genoeg en hoeft niemand meer dorst te lijden.
Het lied ‘Zevenmaal’ heet oorspronkelijk ‘Gehoord in Psalmen’. En dan is het natuurlijk ook goed om na te gaan wat er dan in dit lied uit de Psalmen meeklinkt. Over opnieuw en telkens weer geboren worden zingt Psalm 23:3 (De Herder): ‘Levenskracht krijg ik weer, hij zet me op het goede spoor’. En Psalm 103:4-5: ‘Die (=de Levende) je leven bevrijdt uit het graf, die je omkranst met goedheid en mededogen, die je volop laat groeien in geluk, zodat je weer sterk en jong wordt als een adelaar’. Beide passages zijn ook een goede aanvulling op het lied ‘Zevenmaal’: opnieuw geboren worden doet een mens niet zo maar op eigen kracht; je krijgt het, je wordt bevrijd. Over ‘kleingekregen’ wellicht Psalm 9:10: ‘De Levende is een sterke burcht voor wie gekleineerd wordt’.
Het visioen van het licht, de bomen en het water komt in de Psalmen vaak aan bod. ‘Mijn licht, mijn vrijheid ben je, waarom bang zijn, van wie?’ zingt Psalm 27. Maar misschien moeten we wel vooral kijken naar Psalm 1. Waar de rechtvaardige, de goede mens wordt vergeleken met een boom, geworteld aan stromen water. En dan schiet me weer te binnen hoe ‘water’ in de psalmen heel vaak staat voor Tora. Bomen zullen bloeien waar wij wonen, licht zal op het water stromen: het is een enorm visioen van vrede en gerechtigheid.
Er zijn ongetwijfeld meer citaten te vinden. Maar dit lied wil, denk ik, vooral een echo zijn van alle levensliederen en alle levenservaringen die mensen hebben en waarover het Boek van Psalmen 150 liederen lang zingt. Dat het leven soms moeizaam is, dat het pijn kan doen. Dat er zowel woede is als blijdschap, zowel geloof als twijfel. Maar dat je soms ook de kracht wordt gegeven om op te staan, om verder te gaan op je tocht door het leven en zo meer en meer mens te worden. Met voor ogen dat prachtige visioen van een tuin, een stad, een plaats van licht en recht en vrede. Het is nog niet zo ver. Misschien nog wel bij lange na niet. Maar je mag er van zingen. Het helpt je ongetwijfeld om zevenmaal of hoeveel maal ook opnieuw geboren te worden.
De muziek van Bernard Huijbers heeft in zijn sterke ritmiek wel iets van ‘steeds opnieuw beginnen’. Het begint laag in de tonen en een beetje stil, maar bij ‘kleingekregen uitgeworpen’ is het op volle sterkte, alsof we het inderdaad uitschreeuwen. En dan die ‘zeventig maal zeven bomen’ een weidse melodie, alsof zich een totaal nieuw landschap ontvouwt waar we alleen maar van kunnen dromen. En zingen natuurlijk.