DEZE WOORDEN
tekst: Huub Oosterhuis muziek: Tom Löwenthal
Deze woorden aan jou opgedragen
hier en heden prent ze in je hart,
berg ze in het binnenst van je ziel,
leer ze aan je kinderen. Herhaal ze,
thuis en onderweg, waar je ook bent
als je slapen gaat en als je opstaat
deze woorden aan jou toevertrouwd.
Bind ze als een teken aan je hand,
draag ze om je voorhoofd als een snoer
ter gedachtenis, vlak op je ogen.
Grif ze in de stijlen van je deur,
schrijf ze in de palmen van je hand.
Dat vermeerderen je levensdagen
en de jaren van je zoons en dochters.
Dat je bloeien zult en niet verwelken,
bomen aan de bron. Hoor Israël.
Dit lied onder de loep genomen door Gerard Swüste:
Bij het lied Deze Woorden staat als tekstverwijzing Deuteronomium 6:4-9. Laten we eerst even kijken naar deze tekst. Die begint met: Hoor Israël. De Levende is onze God, de Levende is de Enige. Jullie zullen de Levende jullie God liefhebben met heel je hart, met heel je ziel en met al je krachten. Dezelfde woorden komen terug in drie evangeliën: Matteüs 22:34-40, Marcus 12:28-30 en Lucas 10:25-28. Jezus van Nazareth citeert daar de tekst als hem gevraagd wordt wat het grootste gebod is. En daar voegt hij dan een tweede gebod aan toe, gelijk aan het eerste: uw naaste liefhebben als u zelf.
De tekst uit Deuteronomium heeft een centrale plaats in het Jodendom. Hij is terug te vinden in het Joodse ochtend- en avondgebed. En in de Joodse traditie worden deze woorden uit Deuteronomium letterlijk in praktijk gebracht: de tefilliem, de gebedsriem, gedragen dicht bij het hart; en de mezoeza, het tekstkokertje bevestigd aan de deurpost. Deze passage drukt ons op het hart om woorden van de Tora bijzondere aandacht te geven, je moet er bij wijze van spreken van alles aan doen om constant aan die woorden herinnerd te worden.
In de meest vertalingen van Deuteronomium 6:4-9 staat niet ‘woorden’, zoals in het lied, maar ‘geboden’. Zo is het ook lange tijd gewoonte geweest om te spreken over de ‘Tien Geboden’, terwijl we in de verkondiging liever spreken van de ‘Tien Woorden’. ‘Tien Woorden’ is overigens een goede en terechte vertaling. En het is goed om voor ogen te houden dat het hier niet gaat om geboden die de mens zo straf mogelijk in de tang proberen te houden, maar om woorden die wijs zijn, waarmee je in het leven uit de voeten kunt, woorden om te koesteren en te bewaren.
Als we de Schrifttekst leggen naast die van het lied, mogen we zeggen dat er sprake is van een ‘Deuteronomium 6:4-9 vrij’. Vrij, omdat het lied in feite begint met vers 6 en dat van vers 4 en 5 alleen de eerste woorden Hoor Israël zijn opgenomen, niet in het begin, maar juist aan het einde van de tekst. Dan toch even de vraag, waarom dat zo gedaan is. Waarom zijn in het lied niet opgenomen de woorden ‘De Levende is onze God, de Levende is de Enige. Jullie zullen de Levende jullie God liefhebben met heel je hart, met heel je ziel en met al je krachten.’? Ik vermoed dat het lied wil zingen over de hele Tora, over de Tien Woorden en over alle woorden die daar zijn gezegd en geschreven. Die woorden een plaats geven in je leven, met die woorden op weg willen gaan, dat kan alleen als je drijfveer liefde is en als je dat wil doen met heel je hart en heel je ziel en al je krachten. Het lied gaat dus niet in op de inhoud van de woorden, maar op de vraag hoe je die woorden in je leven een plaats kunt geven.
Dan nu naar het lied. In het eerste couplet begint zowel de eerste als de laatste regel met ‘deze woorden’. In de eerste regel zijn ‘deze woorden aan jou opgedragen’. In de laatste regel zijn ze ‘aan jou toevertrouwd’. Dat ‘opgedragen’ in de eerste regel kan op twee manieren worden gelezen: het kan wijzen op een ‘opdracht’, iets wat gedaan moet worden. Maar je mag het ook lezen als een geschenk dat speciaal voor jou bedoeld is. Van Dale geeft bij ‘opdragen’ ook de betekenis van ‘aan iemands hoede toevertrouwen’, ‘aan iemand aanbieden als eerbewijs, als blijk van hulde, van trouw’. Huub Oosterhuis zet ‘opdracht’ en ‘zegen’ nogal eens als een tweetal bij elkaar: het is een geschenk dat jou tot zegen zal zijn. In de meeste vertalingen van Deuteronomium heeft het opdragen de klank van een voorschrift, met name omdat het daar niet gaat over ‘woorden’, maar over ‘geboden’. Maar omdat in de laatste regel van het lied ‘toevertrouwd’ staat, is het duidelijk dat ‘opgedragen’ hier klinkt als een geschenk, niet als ‘dit moet gedaan anders volgt er straf’, maar ‘deze woorden zijn speciaal voor jou’, het ‘toevertrouwen’ in de laatste regel klinkt dus eigenlijk al vanaf het begin. Het is geen kwestie van dwang en moeten, het gaat over ‘houden van’ en dat met hart en ziel. En dat wordt ervaren als iets waar je zuinig op bent, waar je liefdevol mee omgaat. Zo kun je dat doen: je prent ze in je hart, je bergt ze in je ziel, en niet zomaar in je ziel maar in het binnenst van je ziel. Je leert ze aan je kinderen. Je herhaalt ze, omdat je ze nooit wilt vergeten, maar ook omdat de woorden misschien thuis anders klinken dan wanneer je onderweg bent, als het je goed gaat anders dan wanneer je het slecht maakt, misschien ook wel als je oud bent anders dan wanneer je nog bent. Wie je ook bent, waar je ook gaat of staat, of je naar bed gaat of opstaat, koester deze woorden. De Levende vertrouwt ze aan je toe.
Dat eerste couplet doet dus duidelijk aan schriftuitleg. Het gaat over woorden die een toekomstvisioen schilderen, ze zijn wegwijzer door het leven. Ze zijn van fundamenteel belang, ze zijn de basis voor je leven. Maar ze zijn niet bedoeld om je bang te maken, angst aan te jagen, maar om van te (leren) houden.
In het eerste couplet staat hoe je de woorden binnen in je kunt bewaren, meenemen. In het tweede couplet zijn het signalen aan de buitenkant die je steeds opnieuw op de woorden kunnen attenderen. Aan je hand, aan je voorhoofd, in de stijlen van je deur, in de palmen van je handen. In de het eerste couplet voel je de woorden in je binnenste, daar gaat het inderdaad over ‘heel je hart’ en ‘heel je ziel’. In het tweede couplet zijn de woorden signalen, je aandacht wordt er steeds naar toe getrokken en dat wil je ook. Je wilt onder geen beding die woorden kwijtraken.
De laatste vier regels van het tweede couplet staan niet in Deuteronomium 6:4-9. Maar ze staan meerdere malen elders. Het visioen van recht en vrede wordt in de Tora vaak verwoord met de belofte van een lang leven en van een talrijk nageslacht. Dat lange leven staat tegenover een leven dat een doodlopende weg is, het gaat niet zozeer over een fors aantal jaren, maar vooral over leven, zoals het geleefd zou moeten worden, een vol leven. En dan is het ook vruchtbaar. Dat wordt verwoord met een talrijk nageslacht, maar dat mag je gerust ruimer zien: dat je zelf voelt en ziet dat je leven goed is, dat je gedaan hebt wat in je vermogen ligt en dat je je daarbij ook goed voelt.
De wens dat je mag bloeien en niet verwelken, dat je bent als bomen aan de bron, is het beeld dat bezongen wordt in Psalm 1. De mens als een boom geworteld in water, met beide voeten staande in de Tora.
Het lied Deze Woorden wordt niet gezongen om ons te wijzen op onze plichten en ons te herinneren aan de momenten dat we ons niet aan de geboden hebben gehouden. Het is een lied van bemoediging: zorg dat je onder alle omstandigheden die woorden van de Tora met de meedraagt, leer van die woorden te houden en het zal je goed doen.