KOM IN MIJ

KOM IN MIJ
tekst: Huub Oosterhuis muziek: Lossius

Kom in mij, win, ontwapen mij.
Zie mij, doe mij aan.
Weersta mij, wacht mij, delf in mij.
Ontdooi mijn naam,
Ontraadsel mijn bestaan.

Kom in mij, maak geluid in mij,
dood is diep in mij,
versteend mijn stem – ontsta in mij,
doe pijn, doorgloei mij,
leef mij, licht in mij.

Kom uit mij, scheur mij, kind van mij,
mens in mij, ontwaak.
Ontvang mij, overschaduw mij.
En ga met mij
waar niemand met mij gaat.

Dit lied onder de loep genomen door Gerard Swüste

Kom in mij is een lied dat over ‘mij’ gaat. Het woord ‘mij’ komt 21 keer voor, keurig verdeeld over de drie coupletten, 3 maal 7 dus, dat kan geen toeval zijn. Met de bijbelse getallensymboliek in het achterhoofd zou je kunnen concluderen dat dit een enorm egocentrisch lied is. Maar het tegendeel is het geval. Dit is niet het lied van een ‘ik die niet open gaat’, maar van een ik dat een en al ontvankelijkheid wil zijn, dat weet dat dit een noodzakelijke stap in het leven is, maar ook dat dit pijn zal gaan doen. 3 x 7 keer ‘mij’ moet duiden op een totale ommekeer in ‘mij’: zoiets als volstromen met levensadem om daarna te kunnen uitroepen: ‘Eindelijk geboren!’.
Ik ging op zoek naar de tekst van Kom in mij toen ik in de laatste aflevering van het tijdschrift Speling een artikel las van Frans Maas, emeritus hoogleraar Spiritualiteit in Nijmegen en in een ver verleden studiegenoot. Zijn artikel is getiteld Opnieuw geboren worden – het ‘eeuwig nu’ van Meister Eckhart . En, u kunt het geloven of niet, maar bij het lezen van dit artikel begon in mij vanzelf dat lied te klinken. Wat voor mij twee dingen duidelijk maakte: dit lied benadert de mystiek én dit lied komt dicht in de buurt van de theologie van Meister Eckhart.

Meister Eckhart was een pater Dominicaan, hij leefde van ongeveer 1260 – 1328. Vrijwel meteen na zijn dood werd hij als theoloog veroordeeld als ketter. Eeuwen later wordt hij door velen beschouwd als een theoloog die de mens wil bevrijden van allerlei godsbeelden en die zo probeert God intens nabij te brengen. ‘God is zonder naam en onuitsprekelijk, in haar grond is de ziel even onuitsprekelijk als hij’, schrijft hij. De mens moet zich leeg maken, zodat God in de ziel van de mens geboren kan worden. Als dat gebeurt wordt een mens opnieuw geboren. Het doet denken aan de ontmoeting van Jezus met Nicodemus in de nacht, zoals Johannes die in zijn evangelie beschrijft (Johannes 3:1-21). Een mens die opnieuw geboren wordt, leeft in, wat Eckhart noemt, ‘een eeuwig nu’: je dagelijkse doen en laten, jachten en jagen staat niet meer op de voorgrond, je hebt het losgelaten. Maar anderzijds heb je je niet totaal teruggetrokken in jezelf, maar ben je innig betrokken bij alles wat er in de werkelijkheid gaande is. Door je leeg te maken is er ruimte gekomen om vol te stromen en, zo zou je kunnen zeggen, om vol-wassen te worden. Over dat proces schrijft hij: ‘Mijn ziel is even jong als toen zij geschapen werd, ja eigenlijk nog veel jonger. En weet je, het zou me niet verbazen als zij morgen nog jonger zou zijn dan vandaag’.

Dan nu maar gauw terug naar de tekst van het lied. Het lied zingt/bidt dat er met ‘mij’ iets gebeurt. Als je alle werkwoorden die in dit lied staan naast elkaar zet, zou je bijna zeggen: het lied vraagt zoiets als ‘doe met mij maar wat je wilt’, want de werkwoorden schieten werkelijk alle kanten op: komen, ontwapenen, weerstaan. Maar ook: aandoen, pijn doen. Toch lijken me de werkwoorden zorgvuldig gekozen. Ja, ze schieten qua betekenis alle kanten op en daarmee typeren ze het proces: bijna gelijktijdig zal er pijn, vreugde, afkeer, toewending zijn. Maar alles gebeurt met een zekere zorgvuldigheid, er is niet sprake van een brute benadering, ook niet van een heftig enthousiasme. Het is vooral zorgvuldig, liefdevol. Het gaat ook niet zomaar om een aanraking, het gaat om het aanraken van binnen, van de ziel. De openingswoorden ‘kom in mij’ tekenen het hele lied. Want met die ‘binnenkomst’ komt een proces op gang van ‘ontwapening’, het wegnemen van alle verzet, gezien willen worden, om aangedaan te willen worden. Weersta het verzet, heb geduld, durf in de ziel te graven. En er staat ‘delven’ en dat doe je bijvoorbeeld naar goud. De ziel is goud waard. Als het op die manier gaat, dan zal ‘mijn naam ontdooien’ en ‘mijn bestaan wordt ontraadseld’. In dat eerste couplet wordt de aanzet gegeven tot een openheid naar God toe. God wordt overigens niet genoemd. Misschien wel om te voorkomen dat er toch weer een nieuw beeld ontstaat van God die nu eenmaal onnoembaar is. Het moet een zo leeg mogelijk beeld van God zijn. Hier volgt het lied dus de theologie van Meister Eckhart: door geraakt te willen worden door het mysterie van God, leer ik me bewust te worden van het mysterie, het wonder dat ik ben. Er gaat me letterlijk een licht op, dat me de weg wijst.

Het tweede couplet beschrijft datzelfde proces, maar nu gaat het dieper. Maak geluid, laat je horen, dat je weerklank vindt in mij. Dood is diep in mij, tot diep in mijn ziel. Je zou kunnen zeggen: ‘ik leef wel, maar niet echt’. Kom in mij tot leven: het is een gebed om een nieuwe geboorte, nieuw ontstaan, om licht. En het is zeker dat het ook pijn zal doen, echte geboortepijn.

Het derde couplet is helemaal in de geest van Meister Eckhart. Want die wijst niet alleen de weg naar binnen, naar de ziel, en dat het belangrijk is om die weg open te stellen. Maar die zegt ook dat je je vervolgens niet moet verschuilen in je ziel. De mens moet zich niet uit het leven terugtrekken. Hij moet naar buiten, de werkelijkheid voelen, beleven. De mens ‘in mij’ moet ontwaken, opstaan en op weg gaan. Dat is de kern van deze geboorte: nog nooit heb ik iets/iemand zo intens in mij toegelaten en ook nog nooit ben ik zo nieuw naar buiten getreden. Dit is een ‘eeuwig nu’.
Dan komen de laatste drie regels als het ware vanzelf: ik voel me ontvangen, overschaduwd, zodat de schaduw van de Onnoembare er steeds is. En ik ga: en jij gaat met me mee tot in de diepste kern van het bestaan, tot waar niemand met mij gaat.

God wordt in dit lied niet genoemd. Dat kan ook niet. Dit lied probeert je binnen te leiden in het mysterie van het leven. Er zijn geen woorden en beelden voor, maar het is bijna allesbepalend. Ik neem u graag nog even mee naar het artikel van Frans Maas in Speling. Hij besluit aldus: ‘Voor mij betekent het dat je in elk levensmoment, om het even of dit opwindend of saai, gelukkig of verdrietig is, gewekt kunt worden tot een besef van het grotere dat je omgeeft, draagt en in beweging zet. Het doet je inzien dat het leven soms veerkrachtiger is dan het lijkt en dat het godgegeven is. Je hoeft uiteindelijk het leven niet zelf te maken. In al die uiteenlopende en soms tegenstrijdige levensmomenten, waarin je goed of minder goed handelt, openbaart zich iets dat je verbindt met alles. In het geraakt worden door zo’n besef worden woorden als ‘opnieuw geboren worden’ en ‘eeuwig nu’ op onvervangbare wijze vervuld. En voor wie gelooft, is dat geen autonoom menselijke verworvenheid, maar Gods genade’.

Zo helder kan ik het zelf niet zeggen. Ik kan u trouwens het hele nummer van Speling van harte aanbevelen: Speling, 2020, nummer 4 met als thema ‘Geboorte’, www.skandalon.nl

Deel dit artikel!

Comments are closed.