HERSCHEP ONS HART
tekst: Huub Oosterhuis; muziek: Tom Löwenthal
Herschep ons hart, heradem ons verstand,
Dat wij elkaar behoeden en doen leven.
Maak ons tot uw gemeente.
Wees de stem die ons geweten wekt.
Verberg U niet,
Verberg U niet.
Dit lied onder de loep genomen door Gerard Swüste
Een korte tekst. Een openingslied, een openingsgebed. In sommige uitgaven wordt verwezen naar een tekst uit de Schrift: Handelingen 4, 32-37. Daar staat:
‘De groep mensen die het geloof had aanvaard, leefde eendrachtig samen. Geen van hen beschouwde zijn bezittingen als zijn persoonlijk eigendom, want ze hadden alles gemeenschappelijk. De apostelen bleven met grote kracht getuigen van de opstanding van de Heer Jezus, en God begunstigde allen rijkelijk. Niemand onder hen leed enig gebrek: wie een stuk grond of een huis bezat, verkocht het, bracht de opbrengst naar de apostelen en legde die aan hun voeten neer, waarna het geld naar behoefte onder de gelovigen werd verdeeld. Eén van hen was Josef, een Leviet uit Cyprus, die van de apostelen de bijnaam Barnabas had gekregen, wat in onze taal ‘zoon van de vertroosting’ betekent. Hij bezat een akker die hij verkocht, waarna hij het geld naar de apostelen bracht.’
Een verhaal over de eerste christengemeente. Er zijn ook andere verhalen, want het was echt niet altijd te mooi om waar te zijn in de jonge Kerk. En wellicht is dit verhaal ook niet historisch, maar wil Lucas, de schrijver van de Handelingen, beschrijven hoe ‘gemeente’ bedoeld is. Dit is ‘gemeente op zijn mooist’. En dan mag het zo zijn dat niet de hele gemeente en zeker niet iedere gemeente zo was, Lucas weet toch een zekere Josef met naam en toenaam te noemen. Alsof hij wil zeggen: er waren ook écht mensen die zo deden, die wisten te delen. Die Josef was een ander mens geworden met een nieuwe naam. En daar gaat de tekst over: nieuwe mensen worden, herschapen; mensen die zich verantwoordelijk weten voor anderen, die een echte gemeente vormen.
Het lied ‘Herschep ons hart’ is een gebed om zo’n ander mens, zo’n andere gemeente te worden. ‘Herschep’ doet denken aan de aloude bede ‘zend Uw Geest en wij worden herschapen’. Opnieuw geschapen, opnieuw beginnen, een nieuwe mens zijn, je leven omgekeerd. Hoe gebeurt dat? Het lied neemt ons in dat proces bij de hand. Allereerst in het hart, in onze diepste kern, daar waar we geraakt worden; het is de plek waar onze liefde, zorg, bekommernis huist. Dat hart herschapen, opnieuw gekneed, dat het soepel is. Het is een gebed om een nieuwe blikrichting: een hart dat klopt voor elkaar, voor anderen, voor de wereld. De tweede bede is: ‘heradem ons verstand’. Ons verstand is de plaats waar we denken voordat we doen, zodat we heel bewust te werk gaan. Er staat ‘heradem’: in het verhaal van de Schepping blaast God levensadem in de mens. Een beetje oneerbiedig kun je deze bede duiden als: ‘God, doe dat nog eens!’ De ‘adem’ is de Geest die levend maakt, die ons steeds nieuw leven inblaast. Een gebed dus over het hart en het verstand: het gaat over de hele mens, met hart en ziel en met het volle bewustzijn.
Het is een gebed: dat de Levende dit bij ons bewerkstelligt. Dat herscheppen doen we niet zelf, dat herademen doen we ook niet zelf. Bij ‘ons’ leeft het verlangen om herschapen te worden. Dat verlangen mondt uit in een gebed aan de Levende. Het is in de sfeer van Psalm 5: ‘Tot jou roep ik, hoor mij, versta mij. In de morgen bid ik en wacht, zie uit naar Jou’. Wij bidden, zingen, roepen en wij wachten op het antwoord van de Levende. Het is steeds een soort van samenspel van God en mens.
Het lied is niet een individueel gebed. Er is steeds uitdrukkelijk sprake van ‘ons’. In de volgende regels bidden we niet alleen, dat dit ‘aan ons’ gebeurt, maar ook dat het zó aan ons gebeurt, dat we elkaar ‘behoeden en doen leven’. Dat we oog en zorg hebben voor elkaar, dat we ons verantwoordelijk weten voor elkaar. In het boek ‘In het voorbijgaan’ uit 1968 schrijft Huub Oosterhuis in een tafelgebed bij de bevestiging van een huwelijk: ‘doe hen mensen worden, meer en meer, en aan den lijve ondervinden, dat zij geroepen zijn om voor elkaar zo goed als God te zijn’. Een prachtige zin met dat ‘zo goed als’: want écht goed als God zal wel niet haalbaar zijn, maar we kunnen wel in die richting een serieuze poging wagen, zo goed als… Door elkaar te behoeden, doe je elkaar ook leven. Behoeden is niet afschermen, er boven op gaan zitten, maar is ruimte geven, de mogelijkheid scheppen dat iemand zich ontplooit, ontwikkelt, kan worden zoals zij/hij bedoeld is.
We bidden en zingen dat met en voor elkaar. Zo worden we eigenlijk vanzelf een gemeente. Maar we zingen het ook nog expliciet: ‘maak ons tot uw gemeente’. Je kunt zeggen: we zijn toch al als gemeente bij elkaar? Ja, in zekere zin wel. Maar het is nooit af. Het is steeds weer ’herscheppen’ en ‘herademen’. Je bent niet gemeente eens en voorgoed, je moet het steeds opnieuw worden, je moet je er steeds opnieuw voor inzetten.
Ook dat kunnen we niet op eigen kracht. We bidden dat we ‘tot uw gemeente’ worden gemaakt. En we willen niet zo maar gemeente zijn, we willen ‘uw gemeente’ zijn, en dat gaat alleen als de Levende daarbij is, als de Levende daarvan het fundament is. We hebben inspiratie nodig, een ‘stem die ons geweten wekt’, en misschien wel niet alleen wekt, maar ook wakker houdt. ‘Ons geweten’, dat is dat we voor ogen hebben waartoe we zijn geschapen, dat we de weg gaan die de Tora wijst.
Het gebed is dus een vraag aan de Levende: wij, die dit zingen, wij zijn bereid, we zijn er klaar voor; we vragen aan de Levende om met ons te gaan en met ons te zijn. Dat wordt onderstreept in de laatste regel, die ook nog eens wordt herhaald: ‘verberg U niet’. Jij die gezegd hebt Ik-zal-er-zijn, maak die naam waar, wees er voor ons en met ons.
Het lied wordt twee keer gezongen. Je kunt zeggen dat het een muzikale reden heeft: eerst zingt het koor voor, dan zingt de gemeente het nog eens, ondersteund door het vierstemmige koor. Maar het is ook een mooie vorm van bidden. Dat je eerst luistert naar het gebed en het daarna ook zingend zelf en met elkaar in de mond neemt.
‘Herschep ons hart’ wordt meestal gebruikt als openingslied. Dan klinkt het als: Jij, Levende, wees dit uur bij ons en sterk ons als gemeente. Maar eigenlijk kan het ook heel goed als slotlied worden gezongen: dat we naar huis gaan in het besef dat de woorden van Schrift waar willen maken en dat we daarbij de steun en de aanwezigheid van de Levende én van de gemeente niet kunnen missen.