NAAR JOU STA IK OP – PSALM 63 VRIJ
tekst: Huub Oosterhuis; muziek: Tom Löwenthal
Naar jou sta ik op in de morgen
roep ik de uren bid het licht
strompel om water.
Naar jou dorst ik door de middag
lichaam ben ik, ziel smeek ik
met de schaduwen val ik.
Naar jou woel ik in de nacht –
slaap je? raak mij aan
dat ik rust vind
en naar jou opsta in de morgen.
Dit lied onder de loop genomen door Gerard Swüste
‘Naar jou sta ik op in de morgen’ is een vrije bewerking van Psalm 63. Het is de moeite waard om te kijken wat zo’n ‘vrije bewerking’ oplevert. Er zijn uiteraard paralellen met de oorspronkelijke psalm. In Altijd hetzelfde lied heb ik de opening van de Psalm 63 aldus vertaald:
God, mijn machtige ben jij,
ik verlang zo naar jou.
Mijn ziel dorst naar jou,
mijn lijf snakt naar jou
in een dor land, zonder water.
en even verder in vers 7:
Op bed denk ik aan je,
als ik wakker lig, prevel ik: jij.
Psalmen zijn vrijwel altijd veelkleurig. Zo ook Psalm 63. De dorst, het snakken, het wakker liggen blijven niet de hele psalm de boventoon voeren. Er groeit al biddend ook vertrouwen. Dan zingt de psalmist: je houdt me vast en met ieder die me naar het leven staat, zal het verkeerd aflopen. In de vrije bewerking van Huub Oosterhuis ligt de nadruk op het eerste gezicht op het verlangen, het zoeken, het dorsten. En daar lijkt geen einde aan te komen. Naar jou sta ik op in de morgen, dorst in de middag, woel in de nacht om uiteindelijk weer naar jou op te staan in de morgen. En dat gaat maar door. Mijn hele bestaan, alles wat ik ben, is verlangen naar die ‘jij’.
Wij tellen ook in dit lied weer drie coupletten. En die zijn het beste te typeren als ochtend – middag – nacht. Dat is een driesprong die in de liturgische liederen niet vaak voorkomt!
De ochtend. Ik sta op. ‘Ik roep de uren’. Je zou kunnen denken: alsof de uren niet vanzelf komen. Maar de zanger van deze psalm bedoelt andere uren, de uren van rust en troost. Ik roep de uren omdat ik nu eindelijk wel eens wil voelen, wil ervaren, wil weten wie en waar die ‘jij’ is en of die wel is. ‘Ik bid het licht’. Ja, zodra de dag komt, komt het licht vanzelf. Maar dat is niet het licht dat ik mis. Ik mis het licht dat mij zicht geeft op mijn bestaan. En ik ‘strompel om water’. Dat is een prachtige vrije vertaling van ‘mijn ziel dorst naar jou’. Water, dat staat in de psalmen vaak voor Tora. Tora verkwikt als water, lest je dorst als water.
Diezelfde dorst is er in de middag nog steeds. ‘Lichaam ben ik’, van vlees en bloed, uitermate concreet en tastbaar. Maar ‘ziel smeek ik’. Wat is een lichaam zonder ziel? Wat is een mens die helermaal in de ban is van verlangen? En die ‘met de schaduwen’ valt? Niet in het licht, niet de dorst gelest.
En in de nacht niet slapen, maar woelen. De vraag is bijna hatelijk: slaap jij? Ofwel: lig je wel lekker, kan het je überhaupt iets schelen dat ik hier wakker lig? Het minste wat je voor mij kunt doen is mij aanraken, ‘dat ik rust vind’, dat ik op adem kom. Dat ik dus eindelijk iets vind, weliswaar niet ‘jou’, maar dan toch minstens enige rust. Zodat ik in de morgen weer kan opstaan en mijn zoektocht weer kan beginnen. En het ziet er naar uit dat het dan weer zo’n dag wordt.
Dit is een lied van de mens op zoek naar zin, op zoek naar God. Is deze vrije bewerking van Psalm 63 alleen maar zoeken zonder ooit te vinden? Of: is de mens overgeleverd aan een niet-weten, als het gaat over de kern van het bestaan? Hierboven heb ik al gemeld dat Psalm 63 zelf de veelkleurigheid heeft van bijna alle psalmen: er is dorst, verlangen, zoeken, maar ook vertrouwen. Volgens mij zit dat in deze vrije bewerking ook, al is het enigszins verstopt. Dat zijn de woorden in de eerste regel: ‘sta ik op’. Die woorden staan niet in de oorspronkelijke tekst van de psalm. Maar ze staan er niet toevallig, want ze worden aan het slot van het lied voor alle zekerheid nog maar eens herhaald. Dat heeft, zoals reeds gezegd, enerzijds het effect van: het zoeken en niet vinden in eindeloos. Maar het heeft ook een heel ander effect: ik sta op. Ik ben opstandig, ik ga mijn weg. Wat ik nodig heb voor onderweg is licht, water, ziel, rust. Zo staat deze bewerking van Psalm 63 met beide benen op de grond. Het is niet vanzelfsprekend dat we die ‘jij’ (God, de Levende, de Onzienlijke, de Eeuwige) kunnen vinden. Nee, dat zoeken duurt een leven lang en daar kun je je soms heel ongemakkelijk, ongelukkig en godverlaten bij voelen. Maar ik sta toch op. Naar jou. Blijkbaar gebeurt er tijdens die schijnbaar hopeloze zoektocht iets. Je kunt het niet zo maar ‘vinden’ noemen. Niet: ik heb God gezien. Niet: ik weet precies wat de zin van mijn leven is. Maar wel: ik sta op. Iedere morgen. En ik sta op om van alles en nog wat te doen, maar ik sta ook op naar jou. En dat kleurt mijn hele dag en alles wat ik op die dag doe. Niet vinden, zeker, maar het boeit me, het trekt, ik kan niet anders.
Door dat ‘opstaan’ is ook deze vrije bewerking veelkleurig. In de oorspronkelijke Psalm 63 is er het vertrouwen dat de vijanden het loodje zullen leggen en dat God, de machtige, mijn rechterhand zal vasthouden. In deze vrije bewerking hoeven we niet door die beeldtaal heen te breken. Het staat er gewoon. ‘Ik sta op’. En heel de Schrift zegt je dan: dan ben je op weg naar bevrijding. Gemakkelijk is die weg misschien niet, maar bevrijding zal je deel zijn.