‘ONSTILBARE TONEN’
Onstilbare tonen,
Zwijgende woorden
Mogen hier klinken.
De mond die ze zingt,
Het hart dat ontvangt
Zij gezegend.
Zoals een landschap
Meer ruimte is
Dan te zien is
En zoenen meer zijn
Dan de perfecte vorm
Van de lippen
Zo roepen wij uit wirwar
Tevoorschijn een weg,
Een lichtgestalte uit dromen
En schaduw van dood.
Zo wordt van aarde tot hemel
Gij onze enige ware.
Tekst: Huub Oosterhuis Muziek: Thom Löwenthal
Soms is het tijdens het zingen van een lied toch even schrikken, of minstens even wennen. Sta je bij het begin van een viering ineens over ‘zoenen’ te zingen. Ik hoor wel eens, dat die ‘zoenen’ bij sommigen blijven haken en dat ze het lied van de ‘Onstilbare Tonen’ daarom eigenlijk niet zo geweldig vinden. En dat is nou weer jammer, want het is, denk ik, eigenlijk een heel mooi lied. Laat ik dat maar duidelijk proberen te maken.
Huub Oosterhuis houdt van tegenstellingen. Dat is voor hem een manier om het onzegbare toch een beetje in woorden te vangen. ‘Dichtbij en ver’, ‘Oud en vergeten, nieuw geheim’ en dan in dit lied: ‘Onstilbare tonen’ tegenover ‘zwijgende woorden’. De tonen, de muziek, is niet te stillen, er moet muziek gemaakt worden, of je wil of niet; maar de woorden zwijgen, weten niet wat ze zeggen moeten. Ik vind dat een prachtig begin van een lied en ook van een viering: dat je uit volle borst wilt zingen, blij dat je weer bij elkaar bent, vol verwachting over wat er dit uur komen gaat, maar dat je in feite geen woorden hebt om het uit te spreken. En hoe raar en onlogisch dat ook klinkt: in deze ruimte, hier, in dit midden, mag dat zo klinken. Hier zijn we namelijk bijeen rond het onzegbare. Dus laat de mond maar zingen en laat dat gezang maar toe in je hart. Want daar hoort het thuis. Het is niet van het verstand, maar van het hart: je kunt het niet beredeneren, je moet het aanvoelen. Als je dat doet, weet je dan gezegend. Het lijkt erop alsof je lied nietszeggend is, maar nu het er op waagt om je mond en je hart te openen, mag je je gezegend weten en zou het wel eens veelzeggend kunnen zijn.
Dan volgt er een vergelijking. Naast de tegenstellingen die soms het onzegbare verwoorden, kunnen ook vergelijkingen je op het spoor zetten van wat eigenlijk niet te zeggen is. De vergelijking in dit lied loopt zo: ‘Zoals een landschap… en (zoals) zoenen…Zo roepen wij…
Het landschap. Wat zie je? Een boom in de verte, een berg, een huis, een paard? Vul het zelf maar in. Ieder heeft zo zijn eigen landschap. Maar als je niet alleen even kijkt, maar ook in alle rust probeert te zien, dan zie je ruimte, hemel, kleuren, schoonheid, groeikracht, vul dat ook maar zelf in. Er is dus veel meer te zien dan er te zien is, als je maar even moeite doet, als je jezelf maar even de rust gunt. Het zien van een landschap overstijgt het gewone kijken.
De zoenen. Objectief gezien is een zoen een bepaalde vorm van de lippen. Nou, bepaald; zeg maar gerust: een bijzondere vorm. Een zoen is niet zo maar iets: het is nabijheid, vriendschap, liefde; eigenlijk druk je met een zoen ook uit wat onzegbaar is. Een zoen is misschien wel het meest perfecte wat ons lippen kunnen. Misschien denk je op het eerste gezicht: het meest perfecte wat onze lippen kunnen dat is woorden spreken; maar met een zoen spreek je ‘zwijgende woorden’.
Nu kun je nog denken: was ‘kussen’ dan niet een beter woord geweest; daar spreekt toch iets meer tederheid uit? Ja, dat is zo. Maar het lied gaat er juist over, dat gewone, platte, aardse zaken veel meer diepte hebben dan je op het eerste gezicht zou zeggen. En dan is ‘zoenen’ dus heel goed gekozen.
Dus: er is een werkelijkheid. Die kun je heel nuchter omschrijven. Maar soms, bijvoorbeeld bij een landschap en een zoen zit er een gevoelswaarde achter die de objectieve werkelijkheid ver overstijgt. Waarom nu deze vergelijking?
Omdat die wat zegt over ons. Ons leven speelt zich af in een wirwar met van alles en nog wat, soms is het nauwelijks te ontwarren, soms zitten we zelf in de knoop. Natuurlijk, we hebben onze dromen over een mooie toekomst en geluk, maar er is ook altijd die schaduw van de onontkoombare dood. Daar kun je je letterlijk op doodstaren. Maar als je even denkt aan dat landschap en die zoenen, dan kun je ook naar je eigen bestaan op een andere manier kijken: en dan roep je een weg tevoorschijn. Kijk hier ook even naar de w’s: er is sprake van een ‘wirwar’, het woord is nauwelijks uit te spreken, je struikelt over de w’s en raakt er spontaan van in de knoop; maar daaruit roep je voorschijn een weg: één heldere gemakkelijk uit te spreken en soepele w van ‘weg’. En uit die enge ‘schaduw van dood’ roep je tevoorschijn een ‘lichtgestalte’. Niet zo maar licht, maar licht dat ook echt gestalte krijgt. Dan krijgt het leven een andere dimensie. Dan is er een weg te gaan om die dromen gestalte te geven, dan is er een licht dat de weg wijst. En het is er. Je kunt het zó zien. Je moet wel even echt willen zien.
Dan volgt er nog een tweede ‘zo’. Dat is niet de tweede helft van de vergelijking. Dit ‘zo’ heeft de betekenis van: op deze manier. Dus: als je zó leert kijken dan wordt, van aarde tot hemel, Gij onze enige ware. Dat ‘van aarde tot hemel’ is ook veelzeggend: meestal hebben we het over ‘hemel en aarde’; hier is het omgekeerd. Dat is, denk ik, omdat dat de beweging is waartoe het lied ons uitnodigt: vanuit onze dagelijkse werkelijkheid, de aarde, verder kijken naar een nieuwe toekomst, naar een visioen, de hemel. Er is dus meer te zien dan er te zien is. Als je goed kijkt, kun je ergens die ‘Gij’ ontwaren. En dat is niet zomaar een ‘Gij’: dat is de enige ware, eigenlijk draait daar het hele leven om. Om dan nog even terug te gaan naar het begin: we moesten wel zingen, het was niet te stillen, maar we hadden geen woorden. Maar we zijn door zorgvuldig te kijken en onze rust te nemen voorbij de woorden gaan zien. En wat zien we? Onze enige ware!
Ik wil maar zeggen: ik vind dit een schitterend lied. Om te zoenen, zogezegd.
Gerard Swüste
Onstilbare tonen – YouTube