SACRAMENT VAN HOOP
tekst: Huub Oosterhuis; muziek: Antoine Oomen
Zoudt Gij ooit mij beschamen?
Zend uw licht en uw trouw.
Doe mij gaan op uw weg.
Gezegend Gij die eeuwig hier nu zijt.
Jezus uw gerechte indachtig delen wij dit brood en deze beker,
sacrament van hoop dat niets onmogelijk is bij u
en zingen om een nieuwe aarde.
Doe mij gaan op uw weg.
Zend uw licht en uw trouw.
Zoudt Gij ooit mij beschamen?
Amen. Kome wat komt.
Dit lied onder de loep genomen door Gerard Swüste:
Sacrament van hoop is een zogeheten tafelgebed. We vinden de titel terug midden in het middelste deel van het lied. Dat is dus de kern. Misschien even schrikken van het woord ‘sacrament’. Zijn we er eindelijk aan gewend om het gewoon over ‘brood en wijn’ te hebben en dan valt er ineens weer zo’n woord uit de oude religieuze doos. Waarom?
Een sacrament is een handeling, een gebaar, dat gaat van mens tot mens, maar dat het menselijke gebaar helemaal overstijgt. We dopen met water en dat is een puur menselijke handeling, maar als we in de viering kinderen dopen dan doen we iets wat we zelf ook niet kunnen vatten. Iets dergelijks gebeurt met brood en wijn. In de rooms-katholieke liturgie werd en wordt nog in het tafelgebed het brood en de wijn tot lichaam en bloed van Christus. En daarbij rinkelden de misdienaars met hun altaarschellen en knielde iedereen eerbiedig, want dit was een heilig moment. Met dat ‘sacrament van hoop’ slaat Huub Oosterhuis een band tussen het verleden en onze huidige beleving. Dat brood dat we delen is in de beleving van velen zowel voor als na het tafelgebed gewoon brood. Toch, als het brood door de kinderen wordt binnengebracht is het eigenlijk al geen gewoon brood meer. Het is een teken. Het brood kunnen we breken en uitdelen, zodat wij er ons steeds van bewust zijn dat samen leven ook samen delen betekent en dat dit soms ook gepaard gaat met breken. Het gaat niet altijd moeiteloos, het is niet altijd vanzelfsprekend. Dat stukje brood wordt door ons samenzijn, door ons gebed, ons zingen en door de betekenis die wij er met elkaar aan geven tot iets waaraan wij ons verbinden, waarbij we zeggen: zo wil ik leven, die weg wil ik gaan. Dat stukje brood wordt dan wel degelijk voedsel voor onderweg, voor onze levensweg. En van belang is dat je het krijgt. Je bakt het niet zelf, je pakt het niet zelf, wij geven het aan elkaar. En dat herinnert er ons opnieuw aan dat we veel gekregen hebben in dit leven. Dat brood is een gave.
In dit tafelgebed wordt het samenzijn rond het brood en de beker een sacrament van hoop genoemd. Sacrament omdat het brood staat voor de levensweg die we willen gaan. En van hoop, omdat het midden in ons leven staat. Wij nemen dit brood omdat we geloven, hopen dat het visioen van de Schrift, recht en vrede, werkelijkheid wordt. Dat visioen gaat ook ons verstand te boven. Maar we willen ons daar wel door laten leiden. En we hopen dat we een bijdrage kunnen leveren aan een nieuwe aarde. Dat zijn we in elk geval van plan.
Zoudt Gij ooit mij beschamen? De ‘Grote Litanie’, die beurtzang met flarden van psalmen, smeekbeden, lofzangen, uitingen van geloof en hoop, eindigt met de vraag: ‘En zoudt Gij ooit dat vertrouwen beschamen?’ We vinden die bede onder andere terug in psalm 22:6: ‘ Tot jou schreeuwden ze (onze ouders), ze konden ontsnappen, nooit vertrouwden ze tevergeefs op jou’. Hier is het de inleiding tot een gebed: zend uw licht en uw trouw, doe mij gaan op uw weg. Dat gebed wordt dus al voorafgegaan door het uitspreken van een bijna zeker-weten: hoe zou het ooit kunnen dat Gij mij beschaamt, in de kou laat staan, geen antwoord geeft? Dat eerste couplet zingt van een gave, licht, trouw, dat ik kan gaan op uw weg. Wij kunnen natuurlijk heel wat, maar zonder dat licht en die trouw raken we al snel het spoor bijster. Misschien mag je bij ‘licht’ en ‘trouw’ denken aan de grote daden van God in de Schrift. Met licht begon de schepping. De trouw van God was de basis voor de uittocht uit Egypte. Dit gebed herinnert niet alleen God aan die daden, maar het spreekt ook het verlangen uit dat God nog steeds scheppend en trouw, bevrijdend, aanwezig is.
‘Gezegend Gij’. Ik vind dat altijd een lastige formulering. Hoe zouden wij God zegenen? Wat is dat dan? Ik vat het op als: Gij zijt voor mij, voor ons een zegen. Of: de letterlijke vertaling van het Latijnse benedicere: ik zeg dat jij goed bent.
‘Eeuwig’. Dat is ver weg, dat is zozeer ‘altijd’ dat het ook enigszins op ‘nooit’ lijkt. Maar het krijgt in dit lied een andere kleur omdat het wordt gevolgd door ‘hier nu’. Dat ‘hier nu’ is van eeuwigheid. Het ‘zijn’ van God is niet alleen van dit moment, maar is ook van de dagen van de schepping, van de uittocht en zeker ook van de dagen van Jezus van Nazareth. Door dat ‘eeuwig hier nu’ komen verleden en heden samen, de naam Ik-zal-er-zijn wordt tot op de dag van vandaag waargemaakt. Dat is precies wat er in het tafelgebed gebeurt: het is niet alleen herinnering aan het verleden, het verleden wordt tegenwoordig gesteld. Het gebeurde ooit, het gebeurt ook hier en nu. Jezus wordt genoemd ‘uw gerechte’ dat is: die een leven lang de weg ging van de Tora. Jezus van Nazareth roepen we in herinnering met ‘dit brood en deze beker’. Dit brood en deze beker zijn van hier en nu, maar het gebaar van Jezus is een gebaar van eeuwen. En in dat gebaar komen verleden, heden en toekomst bij elkaar. Wij doen wat ooit bij het Laatste Avondmaal Jezus deed, wij doen dat hier en nu en wij doen dat met het oog op onze toekomst. Juist daarom is het een sacrament van hoop. Wij spreken de hoop, de verwachting uit ‘dat niets onmogelijk is bij u’. Zoals dat al eeuwenlang is gebleken. Dat is dus geloven en hopen in één zin: wij houden ons die belofte, dat visioen voor ogen, maar we bidden en hopen dat het ook voor ons waar zal worden. Dat we, gesterkt door dit samenzijn, door het gebaar van Jezus van Nazareth bij het Laatste Avondmaal opnieuw te doen, mogen hopen dat het onmogelijke mogelijk wordt en daaraan ook mogen bijdragen. Wat lijkt er onmogelijk? Een nieuwe aarde. Het aanschijn van de aarde vernieuwd. Vrede en recht.
In vier regels wordt het hele verhaal van de Schrift, vanaf de schepping tot en met de dood en opstanding van Jezus van Nazareth binnen onze eigen werkelijkheid gezongen als een belofte van toekomst.
Zo op het eerste gezicht wordt als afsluiting het eerste couplet herhaald. Maar wel precies omgekeerd. Het opent nu met ‘doe mij gaan op uw weg’. Over die levensweg hebben we in dat tussenstuk gezongen. We hebben daar in het eerste couplet naar toe gezongen en nu hebben we dat tot ons genomen. En dan is de volgorde weer duidelijk: om die weg te gaan, kunnen we niet zonder ‘uw licht’ en ‘uw trouw’. En daar mogen we toch op rekenen? Aan het eind van het lied klinkt opnieuw ‘Zoudt Gij ooit mij beschamen’. Nu nog iets overtuigender, nu gevolgd wordt door ‘Amen. Kome wat komt’. Dit is de weg die wij willen gaan. Dat staat nu wel vast.