Vroeg in de morgen

‘VROEG IN DE MORGEN’

Tekst: Huub Oosterhuis; muziek: Antoine Oomen

Vroeg in de morgen, donker was het nog,
zijn wij gegaan, een keer,
nog in ons hart de dichtheid van de nacht.

Jij bent niet die wij dachten. Uit het vuur
riep ons bij naam een stem.
Wij zagen niets. Jij riep: ‘Ik zal er zijn’.

Op licht en schaduw, bomen aan de bron,
op stilte leek die naam.
Een gloed van liefde schroeide ons gezicht.

Om wat wij hoorden (maar wat hoorden wij?)
om wat op vrijheid leek,
omdat het moest en blijven niet meer kon.

Zijn wij gegaan, onstuimig en verward,
om nergens om, om jou –
om liefde over alle grenzen heen.

Een troep die sloft en zwerft, de richting kwijt.
De nagalm van een stem.
De weerklank van wat woorden in ons hart.

Een slingerende stoet naar goed wijd land.
Een eeuwenlang smal pad.
Een ademtocht, de route van het licht.

Het duizendschone schitterende licht,
een file in de nacht,
een spoor van mensen die de nacht verslaan.

Die strompelen tot waar? Tot waar jij bent,
in rusten aan de bron,
in gloed van liefde, vuur dat niet verflauwt.

Vroeg in de morgen, donker was het nog,
zijn wij gegaan, een keer,
met niets dan in ons hart: ‘Ik zal er zijn’.

Een lied onder de loep door Gerard Swüste:

Voor mij is er één woord in dit lied dat er onmiddellijk uitspringt: ‘wij’ in de tweede regel; het keert verder op ook regelmatig terug. Dit is niet een lied dat alleen maar het verhaal van de uittocht verwoordt of in herinnering roept; dit lied maakt je deelgenoot: jij gaat op weg, jij gaat mee, het gebeurt nu. En je gaat niet alleen, je gaat met allen die dit lied met jou aan het zingen zijn, het wordt een ‘wij’. Misschien helpen hedendaagse woorden als ‘route’ en ‘file’ ook om tot me door te laten dringen dat het niet alleen gaat over eens, toen, maar ook over mij, over ons, over de wereld van hier en nu.
De beelden van het lied komen vooral uit het boek Exodus: de stem uit de brandende doornstruik ‘Ik zal er zijn’, de (zwerf)tocht door de woestijn, de belofte van een land. Toch roept het lied op de een of andere manier bij mij ook het beeld op van de vrouwen die zich op paasmorgen naar het graf van Jezus begeven. Dat is ook ‘vroeg in de morgen’; en ook vanuit het donker en het niet-weten gaan ‘tot waar jij bent’. Dat versterkt alleen maar het beeld, dat dit een lied is over en van mensen door alle eeuwen heen die opstaan, die de moed hebben op weg te gaan naar een belofte van bevrijding en nieuw land, hoe vaag misschien ook.

Het is vroeg, het is nog donker. Alsof de tekst suggereert: als je verstandig was, zou je nu niet op weg gaan. Maar je gaat wel. Misschien heb je ook niet zo veel keuze, want ‘blijven kon niet meer’ (vierde couplet). Waar gaan we naar toe? Het duister in. Niet alleen het duister van de donkere ochtend, maar ook van de nacht in je hart. Want daar is het ook pikkedonker. Het is een gaan op hoop van zegen. Er is veel moed voor nodig om te gaan. Je gaat, zo zingt het tweede couplet, omdat je uit het vuur een stem hebt gehoord. Een stem die riep: Ik zal er zijn. Die stem roept niet zomaar, die roept ons bij naam. Dat is in elk geval duidelijk. Maar ‘wij zagen niets’, het blijft tasten in het duister. Die stem uit het vuur bezingen we ook in het lied ‘Die zegt god te zijn’: ‘stem uit vuur, wolk in verte, zijn niet genoeg voor deze aarde van scherven en rook…’ Maar hier, vroeg in de morgen, is er geen woede, maar is er de overtuiging dat we op weg moeten gaan, met een bang hart, dat wel. ‘Jij bent niet die wij dachten’; dat maakt de tocht zo hachelijk. Jij, altijd anders, altijd dichtbij en ver tegelijk. Jij die roept; wij willen wel horen, we horen ook wel, maar waarom zien we niets?

Maar (derde couplet) we hebben de naam ‘Ik zal er zijn’ gehoord. Die naam klinkt als licht, als een oase, ‘bomen aan de bron’ (Exodus 15,27), stilte (Elia op de Horeb, 1 Koningen 19,13). Er komt een ‘gloed van liefde’. Niet zo maar een brandend hart; de stem uit het vuur schroeit je gezicht, het doet pijn, je ziet alleen vuur, verder niets. Maar het is de pijn van de liefde. Dat is gaandeweg de onderstroom in dit lied. Het is niet zo maar op weg gaan, het is je laten meeslepen door liefde, door verlangen, door een visioen.

Wat wij hoorden (vierde couplet) was niet erg duidelijk, maar het klonk naar vrijheid: we moesten op weg, blijven kon niet meer. Die vrijheid is er nog niet meteen. ‘Onstuimig’, dat wel, maar vooral ook verward (vijfde couplet). ‘Om nergens om, om jou’: het is niet uit te leggen waarom, misschien is die ‘je’ wel nergens; maar er is sprake van een liefde die over alle grenzen heen gaat, ook over de grenzen van alle logica. Het is een ongeorganiseerde bende (zesde couplet), op de been gehouden door de ‘nagalm van een stem’. Maar in ons hart heeft die stem ook ‘weerklank’ gevonden. In deze drie coupletten wordt prachtig gebalanceerd: aan de ene kant, liefde, vrijheid, een stem, een visioen; aan de andere kant, wat is het eigenlijk, waar zijn we (in godsnaam) mee bezig, waar moet dit naar toe?

Op weg naar ‘goed wijd land’ (zevende couplet). Het land is ‘wijd’, maar het pad er naar toe is ‘smal’. Het is de ‘route van het licht’. Niet zomaar licht (achtste couplet): het is duizendschoon schitterend. Het is licht dat schijnt dwars door alle nachten heen; die weg gaan in het duister, de nacht verslaan. Maar hoe licht en zelfverzekerd ook, het blijft ‘strompelen’ (negende couplet) tot waar ‘jij bent’, ‘rusten aan de bron’, ‘in gloed van liefde’.

Het tiende couplet pakt de woorden van het eerste weer op. Toch is er wat gebeurd. De ‘dichtheid van de nacht’ heeft plaats gemaakt voor een stem in ons hart ‘Ik zal er zijn’. Dat is de naam die richting geeft, die sterker is dan de nacht.

Is het toeval dat dit lied tien coupletten heeft? Of rijmt dat op de Tien Woorden die onderweg op die tocht klinken?

‘Vroeg in de morgen’ is een lied om mee op weg te gaan. Naar een onbekende bestemming. Met als leidraad een vuur, een stem, een naam. Zo gaan of zijn wij ook op weg. Er wordt niet zelfverzekerd voortgestapt. Het is een ongeorganiseerde bende, die strompelt en struikelt en het ook niet weet. Maar waar de tekst balanceert tussen gaan en strompelen, tussen visioen en niets zien, is het de muziek die ons gaande houdt. Een melodie waarin zachtheid, liefde, licht, hoop doorklinkt

Deel dit artikel!

Comments are closed.