WOORD LICHT LEVEN
tekst: Franck Ploum; muziek: Arjan van Baest
Woord wordt vlees,
daad van belofte.
Woord en daad,
leven gevend licht
schijnend in de duisternis.
En duisternis heeft het licht niet overmeesterd.
Levend woord,
licht voor de wereld.
Woord, licht, leven,
worden vlees en bloed
in solidaire trouw.
En duisternis heeft het licht niet overmeesterd.
Mens van licht,
stem van bevrijding.
Lichtend woord,
waarachtig lichtwoord
als kind in ons midden.
En duisternis heeft het licht niet overmeesterd.
Dit lied onder de loep genomen door Gerard Swüste:
Woord leven licht van Franck Ploum en Arjan van Baest is de afsluiting van een gezongen woorddienst voor de Kerstnacht. Deze woorddienst bestaat uit acht onderdelen. De opbouw daarvan is, uiteraard, niet verrassend: de lijn loopt van duisternis naar licht, van Jesaja naar Lucas. Opmerkelijk is wel dat deze woorddienst niet in het duister begint. De opening, de Ouverture klinkt aldus:
Geboren een redder
Koningskind
Mensenzoon messias
vredevorst
dienstknecht naar gods beeld.
Het thema van Kerstmis wordt in de ouverture al meteen voluit bezongen. De eerste woorden zijn ‘geboren een redder’ en dan volgen nog de eretitels ‘koningskind’, ‘messias’ en ‘vredevorst’. Vanaf het begin van de dienst is het duidelijk dat dit een feestelijke bijeenkomst is, waarin we vieren dat een aloude belofte van vrede en recht nog steeds overeind staat. Alleen de laatste regel van deze Ouverture heeft een andere kleur: ‘dienaar naar gods beeld’. De Schrift staat vol verhalen over ‘dienaren’ van God. Ze hebben allemaal geweten wat het is om dienaar van God te zijn. ‘Naar gods beeld’, dat is het gaan van een lange weg, dwars door de duisternis of door een woestijn, maar niet zonder uitzicht: er is de belofte van vrede, redding, licht. Dat is de kern van de boodschap, het ‘lichtend woord’ van de Schrift. Kerstmis is een feest vol tegenspraak: licht in de duisternis, nieuw leven als alles doods lijkt. De Ouverture kenschetst in een paar woorden deze nacht: het is groots en er zijn nauwelijks woorden voor, maar het is ook klein en kwetsbaar. Als je het grote wilt vinden, moet je in het kleine zoeken. Zo doet een ‘dienstknecht naar gods beeld’ dat.
Na deze Ouverture volgen passages uit Jesaja, het kerstevangelie van Lucas en als afsluiting Woord leven licht. Daar staat bij aangetekend: ‘bij Johannes 1: 1-14’, de proloog van dat evangelie. Die begint met: ‘In den beginne was het woord’ en even later ‘..en het woord is vlees geworden’. Met de woorden ‘in den beginne’ verwijst Johannes naar het scheppingsverhaal en dat doet hij vooral door het ‘woord’ een centrale plaats te geven. In Genesis 1 staat in het Hebreeuws voor ‘woord’ dabar : dat is een woord dat meteen gebeurt. In dat scheppingsverhaal staat tien keer ‘God sprak’ en even later is het er. Er zit geen grens tussen woord en werkelijkheid. In de sfeer van de proloog van Johannes zegt de eerste regel van dit lied dit zo compact mogelijk: ‘woord wordt vlees’. Om maar te benadrukken dat het in één adem gebeurt. Woord is daad bij God. Dat was ‘in den beginne’ zo en, zo zegt Johannes, zo is het nog steeds.
Die eerst strofe van Woord leven licht is niet een lopende zin. Het zijn uitroepen, kreten. Het Woord dat gebeurt wordt hier ‘levend woord’ genoemd, het is geen dode letter. Het brengt licht en leven. Dat klinkt ook door in ‘daad van belofte’. De woorden van de Schrift worden waar, zijn geen loze beloften. Na vier regels met positieve uitroepen komt er in de vijfde regel enige nuance: het licht schijnt in de duisternis. Die duisternis is net zo goed werkelijkheid als het licht. Maar het wordt gevolgd door zoiets als een geloofsbelijdenis: ‘duisternis heeft het licht niet overmeesterd’. Waarmee gezegd is: dat is in het verleden niet gebeurd, dat zal nu niet gebeuren en ook in de toekomst niet.
In de tweede strofe wordt de ‘litanie’ voortgezet. Veel ‘woord’, ‘licht’ en ‘leven’. In de vierde regel, nogal dubbelzinnig ‘vlees en bloed’. Het woord wordt niet alleen waargemaakt en zal ook lijden zijn. En dat ook met opzet gewezen wordt op het komende lijden blijkt uit de laatste regel. ‘Solidaire trouw’ is niet vanzelfsprekend en zal heel wat van mensen vragen. Ook van deze mens van wie we hier de geboorte vieren. En hier klinkt ook iets van verkondiging. Solidaire trouw wordt aan ons gevraagd als we in ons eigen leven de woorden willen waarmaken.
Hetzelfde patroon zien we in de derde strofe. Het is geweldig: mens van licht, stem van bevrijding, waarachtig lichtwoord, het klinkt als klaroengeschal, we lijken woorden te kort te komen om te zingen hoe groot en groots het allemaal is. En dan in die laatste regel: ‘als kind in ons midden’. Het is een geweldige, overweldigende boodschap die ons op het Kerstfeest wordt verkondigd. Maar het is ook uitermate kwetsbaar en het begint heel klein.
Deze kwetsbaarheid wordt tot drie maal toe overstemd door ‘en duisternis heeft het licht niet overmeesterd’. Het is niet alleen zo dat we in deze kerstnacht weten dat dit de langste nacht is en dat de dagen weer zullen lengen en dat er weer, letterlijk, meer licht zal zijn. We zingen ook het geloof uit dat uiteindelijk duisternis het niet zal winnen. Dat is precies wat de Schrift ons bijna op iedere pagina op het hart wil drukken. En dat kan ook niet vaak genoeg herhaald worden, want soms zou je er ook echt aan twijfelen, kijkend naar de wereld, kijkend om je heen, kijkend naar je eigen leven. Daarom is het goed om het drie maal te zingen. Dan is het, bijbels gesproken, vast en zeker. En als we het samen zingen, wordt het al een beetje waar. Dan blijken die eerste woorden uit de Ouverture een terechte aanzet geweest te zijn.